Op deze pagina wordt een korte omschrijving gegeven van de afkomst van de straatnamen in onze wijken de Paasberg en Wellenstein. Dit is nog niet compleet. Er zullen steeds straten toegevoegd worden. Als je commentaar wilt geven op de inhoud dan kan dat via info@paasberg-wellenstein.nl

Straten en namen op de Paasberg

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de tweede straat aan je linkerhand.

 

Carel Steven van Scheltema 1877-1924

 

 
Ooit een veelgelezen dichter, nu voor velen slechts een wat stoffige en moeilijke straatnaam. Adama of Adema; voor- of achternaam? Wel een plezierige naam voor een dichter: vol klank, rijm en ritme. Wellicht zullen er oudere lezers zijn die zich een gedicht van hem herinneren, nl. het gevoelige ‘Meisje’ dat door de cabaratier Pisuisse gezongen werd:

Meisje weet je wat ik-
wat ik zeggen wou?-
‘k Wou je zeggen dat ik-
dat ik van je hou.-


Het doet sterk denken aan het beroemde ‘Zie je ik hou van je, ik vin je zo lief en zo licht-’, een liefdesgedicht van tijdgenoot Herman Gorter, even gevoelig en breekbaar. Deze poëzie sprak velen aan , tot grote voldoening van Adama van Scheltema, want, schreef hij: ‘wij willen weer dat een gedicht wordt: een muziekstuk van woorden en gedachten, dat door zoveel mogelijk onzer medemensen kan worden gevoeld en begrepen.’
Gedreven door hetzelfde ideaal schreef hij naast socialistische strijdliederen ook eenvoudige natuurlyriek.
Zijn speels loflied op ‘ons’ land tussen de Betuwe en de Veluwe is daar een goed voorbeeld van.

Dit is een zijstraat van de Vondellaan. Vanaf de Velperweg is het de derde straat aan je linkerhand, tevens de straat waar de Julianaschool gevestigd is.

K.J.L. Alberdingk Thijm (1864-1952)  

Publiceerde meestal onder de naam Lodewijk van Deyssel.
Hij was de zoon van de boekhandelaar-uitgever Joseph Alberdingk Thijm. In 1887 huwde hij met Catharina Horyaans, van wie hij in 1918 scheidde. Samen met onder anderen Willem Kloos, Frederik van Eeden en Herman Gorter behoorde hij tot de Beweging van Tachtig of de Tachtigers. Aanvankelijk was hij sterk aangetrokken tot het Frans naturalisme, later richtte hij zich meer tot mystieke levenswaarden. Hij staat bekend om zijn vlijmscherpe en ironische kritieken.
Zijn bekendste werken zijn: Een Liefde (1887); de Rolduc-roman De kleine republiek (1889); Blank en geel (1894) en Het leven van Frank Rozelaar (1911).
 

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de zevende straat aan je linkerhand.

Willem Bilderdijk 1756-1831

 
Ook in de Bilderdijkstraat bloeien dit laat seizoen nog enkele rozen. De bloem die bloeit, verlept en tenslotte verdort is een door dichters, onder wie Bilderdijk, graag gebruikt beeld voor vergankelijkheid:

“ ‘t Zijn alles slechts bloemen
      Waarop wij hier roemen;
     ‘t Is alles een dauwdrop, een morgengeschenk.”
    (uit ‘De rozen’)


Hij was een vroegrijp en zeer getalenteerd kind. Bilderdijks werk is bijzonder omvangrijk en veelzijdig. Hij schreef voor het toneel, publiceerde proza en allerlei vormen van poëzie, zoals politieke poëzie, liefdeslyriek en -typerend voor de romanticus- klaagzangen over eigen lot
en leed. In ‘Afscheid’ is opnieuw de vergankelijkheid, en in dit geval de eigen dood, het thema. Uit het gedicht een strofe met enkele bekende regels:

“    Opgaan, blinken
    En verzinken
    Is het lot van ieder dag:
    En wij allen
    Moeten vallen,
    Wie zijn licht bestralen mag.”

Deze straat verbindt de Da Costastraat met  de Potgieterstraat, aan deze straat ligt de Paasbergkerk.

Petrus Augustus de Génestet 1829-1861

 

 
De Génestet was populair, wat vooral te danken was aan zijn humoristische en ontroerende gedichten die toegankelijk zijn voor een breed publiek. Maar ook godsdienst was een belangrijk thema in zijn gedichten. De Génestet was vrijzinnig-protestant, maar hij neemt even scherp stelling tegen de oppervlakkige vrijzinnigheid als tegen de steile onverdraagzaamheid. Samen met Nicolaas Beets wordt hij gezien als een deel van de Nederlandse navolging van het Byronisme.

 
In zijn korte leven - De Génestet werd slechts 31 - heeft hij slechts een beperkt aantal gedichten kunnen schrijven. Deze werden na zijn dood gebundeld uitgeven onder de titel "Dichtwerken". De schrijver ligt begraven op de begraafplaats van Rozendaal. Twee voorbeelden van het werk van De Génestet:

 
SOORTEN.
Sprekers, hoorders, denkers, daders
Vindt ge in soorten rijp en groen.
Zeldzaam vindt ge wel verenigd
Spreken, hooren, denken, doen.

BLADVULLING.
Een bladvulling wilt gij gaan schrijven,
Hier voor dit slecht gevulde blad?...
Och ~ 'k zou het maar wit laten blijven!
Daar wordt genoeg papier beklad.

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de eerste straat aan je rechterhand.

Frederik van Eeden 1860-1932

Frederik Willem van Eeden was een Nederlands psychiater, schrijver en wereldverbeteraar. Hij was de zoon van de plantkundige Frederik Willem van Eeden en groeide op in een milieu waarin kunst en wetenschap een belangrijke rol speelden.
In het begin van de jaren tachtig speelde Van Eeden een belangrijke rol in het studentenleven in Amsterdam en publiceerde hij zijn eerste artikelen en blijspelen. Hij richtte in 1885 met o.m. Willem Kloos en Albert Verwey het tijdschrift De Nieuwe Gids op, dat de spreekbuis van de Beweging van Tachtig zou worden. De eerste afleveringen van De Nieuwe Gids bevatten delen van het door Van Eeden geschreven allegorische sprookje De kleine Johannes, dat in 1887 in boekvorm werd uitgegeven. In 1900 verscheen zijn psychologische roman Van de koele meren des doods, die sindsdien vele malen herdrukt is en nog steeds veel gelezen wordt.

Van Eeden ontwikkelde zich in anarchistische richting, en was bevriend met de in Londense ballingschap verblijvende Rus Peter Kropotkin. De kolonie Walden in Bussum was een poging zijn maatschappelijke opvattingen concrete gestalte te geven. Dit experiment van 1898 tot 1907 is voor de ontwikkeling van het socialisme in Nederland van betekenis geweest.

De straat die de Jacques Perkstraat met de Frederik van Eedenstraat verbindt.

Herman Heijermans (1864-1924), auteur

Heijermans groeide op als oudste zoon in een liberaal joods gezin met elf kinderen.In 1893 begon Heijermans als toneelrecensent bij de net opgerichte krant De Telegraaf. Hij schreef felle kritieken en creëerde daarmee al snel veel vijanden. Hij begon zelf ook toneelstukken te schrijven, die zeer sociaal betrokken waren. Voorbeelden zijn Ghetto (1898), over de bedompte, orthodox-joodse sfeer van sjacheraars en voddenkooplieden, Glück auf! (1911) over de gruwelijke ramp in de mijn Radbod in Westfalen, en het zeer bekende Op hoop van zegen (1900), over de zware omstandigheden van de vissers. De indrukken hiervoor had hij onder meer opgedaan in Scheveningen en Katwijk aan Zee, waar hij enkele jaren woonde en bevriend raakte met de schilder Jan Toorop.

Heijermans was ook zeer actief in de socialistische beweging. Hij was in 1897 lid geworden van de in 1894 opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP, de voorloper van de PvdA).

Herman Heijermans overleed in 1924 op 59-jarige leeftijd in zijn huis in Zandvoort aan de gevolgen van kanker. Zijn begrafenis, georganiseerd door de SDAP, vond plaats in Amsterdam.

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de tweede straat aan je rechterhand.

Jacobus van Looy 1855-1930


Jac. van Looy door zijn vriend Willem Witsen, 1893

Van Looy was de zoon van een timmerman. Zijn ouders stierven kort na elkaar en vanaf zijn vijfde jaar groeide hij op als weesjongen in het Haarlemse Gereformeerd Burgerweeshuis aan het Groot Heiligland. In dit gebouw is nu het Frans Halsmuseum gevestigd. Hij leerde voor het vak van huis- en rijtuigschilder, maar mocht vanwege zijn talent daarnaast tekenlessen volgen. In 1884 kreeg hij de prestigieuze Prix de Rome. Daaraan verbonden was een beurs en een rijkstoelage die hem staat stelde om te reizen en ervaring op te doen. Hij begon toen ook met verhalen schrijven.

In Amsterdam huwde hij in 1892 met Titia van Gelder, waarna het paar zich vestigde in Soest. Daar leefde het stel teruggetrokken. In 1913 verhuisden ze weer naar Haarlem, waar ze hun verder leven bleven wonen.

Van Looy maakte deel uit van de redactie van het letterkundig tijdschrift De Nieuwe Gids van de beweging der Tachtigers en werd het bekendst door zijn deels autobiografische cyclus Jaapje-Jaap-Jakob. Hierin beschreef hij het leven in het weeshuis en zijn tijd als drukkers- en schildersleerling.

Deze straat verbindt de Frederik van Eedenstraat met de Jac. van Looystraat.

Jacques Perk (1859-1881) overleed al op 22-jarige leeftijd door een longaandoening, na een kort ziekbed. Zijn sonnettenkrans Mathilde, uitgegeven door Willem Kloos, vormde de opmaat voor de vernieuwende Beweging van Tachtig in de Nederlandse literatuur. Perks beeldende natuurlyriek, vooral in de vorm van het sonnet, waarin hij (onder invloed van de Engelse dichter Shelley) ingrijpende vernieuwingen toepaste, behoort tot het beste dat op dit gebied in het Nederlands is geschreven en heeft belangrijke invloed gehad op de poëzie van later tijd.

 Jacques Perk 

 

Deze straat begrenst de wijk met de Geitenkamp. Het draagt geen schrijversnaam. Aan de Kloosterstraat lag het klooster van de zusters van Goddelijke Voorzienigheid. Het gebouw staat er nog, de zusters zijn eind jaren zestig van de 20ste eeuw vertrokken. De zusters hadden aandacht voor ziel en lichaam. Zij trokken erop uit als wijkverpleegster en als onderwijzeres in de naast gelegen Mariaschool.

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de vierde straat aan je linkerhand.

Nicolaas Beets (1814-1903), hoogleraar, predikant, schrijver, dichter. Hij schreef 'Camera Obscura'. Bekend onder het pseudoniem Hildebrand.

Nicolaas Beets werd in Haarlem geboren als de zoon van een apotheker en studeerde van 1833 tot 1839 theologie aan de Rijksuniversiteit van Leiden (toen nog Academie geheten), waar hij in 1839 promoveerde. In 1840 werd Beets beroepen tot predikant aan de NH-kerk in Heemstede en in 1854 in Utrecht.
Van 1874 tot 1884 was hij hoogleraar in de kerkgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht.

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de negende straat aan je linkerhand. Deze straat grenst aan de sportvelden van korfbalclub Oost Arnhem.

P.C. Hooft 1581-1647

Pieter Corneliszoon Hooft was een Nederlandse geschiedkundige, dichter en toneelschrijver. Hij kan beschouwd worden als een van de grondleggers van een serieuze literaire cultuur in het Nederlandse taalgebied.

Hooft stamde uit het Amsterdamse regentengeslacht Hooft en was de zoon van Cornelis Hooft, die tal van functies in het bestuur van Amsterdam bekleedde, onder andere als burgemeester.
Op 17-jarige leeftijd werd Pieter Corneliszoon Hooft door zijn vader op reis naar Frankrijk en Italië gestuurd. De bedoeling hiervan was dat hij zich zou voorbereiden op een toekomstige handelscarrière. De jonge Hooft raakte tijdens zijn reis echter dermate gefascineerd door de kunst van de Italiaanse Renaissance, dat hij de rest van zijn leven hoofdzakelijk aan het beoefenen van kunst zou wijden. Hooft is lid geweest van de Amsterdamse rederijkerskamer de Eglentier.

Hij woonde gedurende 40 jaar in het Muiderslot. Mede dankzij zijn tweede vrouw Leonora was het een plek geworden waar kunstenaars en geleerden geregeld bijeenkwamen. Zo ontstond de Muiderkring, al moet bij deze benaming worden bedacht dat hier eerder sprake was van incidentele ontmoetingen dan van geregelde samenkomsten. Na het laatste feest aan het einde van de zomertijd namen ze van elkaar afscheid met de groet "tot in de pruimentijd", hiermee de volgende zomer bedoelend.
 

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de vijfde straat aan je linkerhand.

Everhardus Johannes Potgieter (1808 –1875) woonde tot 1821 bij zijn ouders in Zwolle. Daarna vertrok hij naar zijn tante in Amsterdam om opgeleid te worden in de lederhandel. Van 1827 tot de Belgische Revolutie van 1830 was Potgieter werkzaam op een handelskantoor in Antwerpen. In Antwerpen maakte hij kennis met literaire kringen. Hij richtte in 1837 het progressief-liberale weekblad De Gids op, waar hij na een conflict in 1865 afscheid van nam.

Potgieters werk is over het algemeen kritisch en heeft een melancholische stemming. Zijn zienswijze wordt wellicht het beste getypeerd door zijn bewondering van de Nederlandse maatschappij in de Gouden Eeuw (met name in Het Rijksmuseum) en zijn strijd tegen de trage 19e-eeuwse volksgeest. Hij introduceerde het personage Jan Salie, een personificatie van de 19e-eeuwse lamlendigheid (in Jan, Jannetje en hun jongste kind). 

J.E. Potgieter

 

De meest westelijke straat van de Paasberg. Loopt van beneden bij de Velperweg naar boven tot de Alberdingk Thijmstraat.
Het bovenste stuk is eenrichtingverkeer, en loopt parallel aan het schoolplein van de Julianaschool.

 

Roemer Pieterszoon Visscher 1547 – 1620

Roemer was een Nederlands graankoopman, assuradeur en dichter. Hij is genoemd naar zijn grootvader van moederskant, werd geboren in Amsterdam, en leerde Frans, Italiaans en Latijn. Roemer Visscher trouwde in 1583 met de Delftse brouwersdochter Aefgen Jansdochter (Onderwater). Hij handelde in graan op de Oostzee en op Archangelsk. In 1596 zonken twintig beladen schepen in een storm voor de rede van Texel, een groot aantal schepen was bij hem verzekerd. Na de ramp doopte hij zijn dochter Tesselschade. Op latere leeftijd schittert deze dichteres in de Muiderkring. Zijn andere dochter Anna is ook dichteres.

Hij beoefende met vrienden (Vondel, Bredero, PC Hooft), rederijkers als Coornhert en Spiegel de letteren en vormde in zijn woning op de Geldersekade de vermaarde kring, waarin jongeren hun leiding ontvingen. Hij ontleende zijn poëzie aan Francesco Petrarca, Clément Marot en Pierre de Ronsard.

Het begraafboek van de Oude kerk vermeldt: "Roemmer Vysker, wonende op dye Engelse kay in de Korendrager".

Deze straat verbindt de Da Costastraat met de Potgieterstraat. De Paasbergerk ligt aan deze straat.

Hendrik Tollens 1780-1856

 

 
Tollens....was dat niet de dichter van dat tandje?
Inderdaad: “Triomf , triomf, hef aan, mijn luit,
Want moeder zegt: ‘de tand is uit!’
Laat dreunen nu de wanden !”

Helaas, helaas de tand des tijds bleek
sterker dan zijn poëzie. Heel misschien zal men nog het besluit van zijn ‘Overwintering op Nova Zembla’ citeren: “en rekent d’uitslag niet, maar telt het doel alleen.” Maar daarmee hebben we het wel gehad. Zelfs onze Tollensstraat wordt door velen niet meer met hem in verband gebracht, gezien de vaak voorkomende schrijfwijze met één s.
In zijn tijd werd Tollens mateloos bewonderd. Later werd hij verguisd en zelfs belachelijk gemaakt. Niet altijd terecht, gezien het volgende frivole dichtwerkje uit zijn jonge jaren:


Droom, aan Louïze

Ik droomde deze nacht, dat, door de min verbonden,
Ik de uwe als Adam ware, als Eva gij de mijn’:
Ik weet niet welke snoode zonden
Er toen door ons bedreven zijn;
Maar, toen de dageraad mijn’ zoeten droom kwam stooren
Heb ik het paradijs verloren.

Zijstraat van Rozendaalseweg. De straat is lang maar er wonen niet veel mensen. Bovenaan is 't Spant gevestigd met de apotheek en een huisartsenpraktijk. Daarnaast is een appartementencomplex. In het dal is de boksvereniging Muscular en korfbalvereniging Oost-Arnhem gevestigd. 

Jacob van Maerlant (ca. 1235 - ca. 1300) was een Vlaams dichter uit de dertiende eeuw en één van de belangrijkste Middelnederlandse auteurs. Hij werd geboren in de omgeving van Brugge en vestigde zich in het nabijgelegen Damme. Daar is hij ook begraven. Omstreeks 1260 werd hij koster in het plaatsje Maerlant (van Mare-land, land aan de zee) op Voorne, vlakbij Brielle, waar hij met zijn schrijversactiviteit startte. Met zijn meer dan 230.000 verzen was hij een van de productiefste middeleeuwse auteurs. Hij wordt beschouwd als de stamvader van de dichters in Nederland, omdat hij in het Nederlands schreef en niet in het Latijn, zoals toen gebruikelijk was.

Van 1285 tot 1288 werkte Jacob van Maerlant aan zijn grootste werk, de Spiegel historiaelIn de loop der jaren zou Jacob van Maerlant zich steeds meer distantiëren van de Franse literatuur die hij historisch en tekstueel onbetrouwbaar achtte. In zijn ogen zouden de Franstalige poëzie en romans te veel de schoonheid en rijmelarij nastreven in plaats van de (feitelijke) waarheid weer te geven. Deze kritiek verwoordde hij op kernachtige wijze in de vaak geciteerde slagzin "Wat Walsch is, valsch is" (Walsch betekende in die tijd 'Frans').

Loopt parallel aan de Bronbeeklaan van de Velperweg tot aan de Roosendaalseweg.

Joost van den Vondel 1587-1679

Vondel was, naast Bredero en P.C. Hooft, één van de uithangborden van de gouden zeventiende eeuw in de Nederlandse letterkunde. De doopsgezinde ouders van Vondel vluchtten uit schrik voor de contrareformatie weg uit Antwerpen en vestigden zich na een verblijf in Duitsland in 1597 in Amsterdam. Daar nam Vondel na zijn huwelijk met Maria de Wolff (in 1610) de kousenhandel van zijn vader over. Vondel kwam al snel in aanraking met de Amsterdamse literaire wereld en trad in 1606 toe  tot de rederijkerskamer Het Wit Lavendel en raakte onder meer bevriend met P.C. Hooft en Hugo de Groot. Zijn bekendste stuk is zonder twijfel het toneelstuk ´Gijsbrecht van Aemstel´, geschreven in 1637.

Dit is een zijstraat van de Bronbeeklaan. Vanaf de Velperweg is het de derde straat aan je linkerhand.

C. Vosmaer 1855-1930

 

 

Nederlands auteur. Oomzegger van Jacob Vosmaer.
Hij studeerde in de rechten te Leiden sinds 1844, promoveerde op 18 januari 1851 en vestigde zich als advocaat in zijn geboorteplaats. Van 1853 tot 1856 was hij griffier bij het kantongerecht te Oud-Beijerland, daarna substituut-griffier, eerst bij het Hof in Den Haag, in 1866 bij de Hoge Raad, totdat hij dit ambt neerlegde in 1873 om verder uitsluitend te leven voor de studie van kunst en letteren.

Vooral zijn 25-jarige betrekking als redacteur van De Nederlandsche Spectator waar hij zijn 'Vlugmaren' onder het pseudoniem Flanor publiceerde is van grote invloed geweest op dit blad en zijn lezers. Aldus ambteloos en onvermoeid werkzaam, werd deze geleerde en minzame kenner van kunst en letteren een man van grote betekenis, totdat zijn gezondheid hem noodzaakte Den Haag te verlaten en herstelling in het buitenland te zoeken. Hij overleed te Montreux op 12 juni 1888.
Zijn naam is ook verbonden aan de postume publicatie van Jacques Perks Gedichten uit 1882 waarvoor hij de 'Voorrede' en Willem Kloos de beroemde 'Inleiding' schreef.
 

Straten en namen in Wellenstein

De Van Huevenstraat is een zijstraat van de Van Remagenlaan. Aan deze straat liggen naast woonhuizen ook een flatgebouw.

De straat is genoemd naar Mr. Jan van Hueven (1380-1455), kanunnik te Arnhem, stichter van de studiebeurs: "praebende uit de pastorien".

Intro

Op deze pagina wordt een korte omschrijving gegeven van de afkomst van de straatnamen in onze wijken de Paasberg en Wellenstein. Dit is nog niet compleet. Er zullen steeds straten toegevoegd worden. Als je commentaar wilt geven op de inhoud dan kan dat via info@paasberg-wellenstein.nl

Een zomermiddag met de Muiderkring (schoolplaat naar J.H. Isings, 1928, in het Muiderslot)

Met o.m. PC Hooft en Tesselschade (dochter Roemer Visscher)

 

Wijkvereniging Paasberg-Wellenstein